geldlenenkostgeld

Geld consumenten gaat naar hypotheek en leningen


In de periode tussen 2008 en 2018 is de economie gegroeid met 9,3 procent en de consumentenuitgaven ‘maar’ met 4,1 procent. Uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat dit komt, doordat consumenten hun geld in die periode hebben besteed aan leningen en hypotheken aflossen, in plaats van meer te consumeren.


In de jaren na de economische crisis in 2008 losten veel consumenten hun hypotheek extra af. Dat zie je goed terug in de hypotheekcijfers; in 2018 lag het verschil tussen nieuwe en afgeloste hypotheken 20 miljard lager dan in 2008, terwijl er voor een hoger bedrag aan hypotheken bij het kadaster werd ingeschreven. Naast het aflossen van de hypotheek en leningen, besteedden de consumenten minder aan andere zaken. Ook na de crisis was de voorzichtigheid in uitgaven nog zichtbaar. Momenteel is, vanwege de lage spaarrentes, aflossen nog steeds populair. Doordat mensen meer aflossen is de totale schuldenlast van alle Nederlandse huishoudens bij elkaar sinds 2010 niet meer gestegen.

Na 2013

Volgens het CBS kwam het aflossen van hypotheken vooral na 2013 in een stroomversnelling. Sinds dat jaar is de hypotheekrenteaftrek beperkt en is het bijna onmogelijk nog een aflossingsvrije hypotheek af te sluiten. Ook bankinitiatieven om af te lossen droegen bij aan meer aflossingen. Een andere oorzaak voor het gegeven dat consumenten minder consumeren, is de inflatie. De consumentenprijzen stegen harder dan de gemiddelde prijzen in de economie. Consumenten gingen niet meer consumeren, waardoor de verhouding ten opzichte van de groei niet meer in balans was.
In de laatste tien jaar zijn de inkomens twee keer zo hard gestegen als de economie: met 21 procent. Dat kwam niet per se door loonsverhogingen, maar doordat meer mensen een baan vonden of meer gingen werken.

Omringende landen

Wanneer de groei- en consumptiecijfers in de landen om Nederland heen vergeleken worden met die van Nederland, valt op dat de particuliere consumptie in Nederland met 60,4 procent van het bruto binnenlands product lager ligt dan in bijvoorbeeld België, Duitsland en Frankrijk, die tussen de 65 en 71 procent zitten.